sea-devils-banner-website

Laatst heb ik een duik gemaakt in de Kraaijenbergse plassen in Cuijk. Ik had wel al gehoord dat er wolhandkrabben in deze plas zouden zitten, maar na vele malen daar gedoken te hebben heb ik ze nog nooit in levenden lijve mogen aanschouwen. Tot wij vorige week zaterdag weer een duik aan het maken waren en op een meter of acht in redelijk goed zicht een tamelijk grote krab te zien was. Eenmaal dichterbij gekomen bleek het een wolhandkrab te zijn. Werkelijk een mooi beestje!
Onderstaande tekst en foto heb ik van internet geplukt om jullie te informeren over deze krab. Gewoon een keer meegaan en hopen dat je er één tegenkomt.

Groeten, Paul Düthmann.

 

Wolhandkrabben zijn, net zoals de Noordzeekrab en de strandkrab – twee algemene soorten in onze kustwateren – gemakkelijk te seksen. Bij de vrouwtjes bestaat het omgeklapte achterlijf uit zeven achter elkaar gelegen brede segmenten. Het achterlijf bij het mannetje is smaller en segment drie tot en met zes zijn met elkaar vergroeid. Het brede achterlijf komt het vrouwtje goed van pas, omdat ze gedurende de winter de honderdduizenden eieren onder de achterlijfsflap met zich meedraagt. Krabben hebben buiten de twee eetpoten acht looppoten. Daar zullen ze voldoende grip op de rivierbodem mee hebben, waardoor ze de stroming kunnen weerstaan. De treksnelheid in het najaar ligt rond de tien kilometer per etmaal. We hebben dan met volwassen dieren te maken en die gaan richting zee, dus met de stroom mee!
De migratie stroomopwaarts zal aanzienlijk langzamer verlopen. In Duitsland dringt de wolhandkrab zevenhonderd kilometer landinwaarts door in het stroomgebied van de Elbe. In China rukt hij zelfs dertienhonderd kilometer stroomopwaarts de Jangtse-kiang op. De paring bij de wolhandkrabben vinden plaats in de riviermondingen. In brak water dus. Als een vrouwtje bevrucht is, gaat ze met de kinderschaar in wording naar dieper, zouter water. Daar overwintert moeder met toekomstige kroost.
In het voorjaar, als de larven verschijnen, laat ze haar kinderen los. Ma sterft spoedig na deze 'verlossing'. De jongen maken in het zoute water drie larvale stadia door. Die stadia zijn karakteristiek voor hoog ontwikkelde kreeftachtigen.
De larve van de Chinese wolhandkrab verlaat het ei als pre-zoëa. Deze pre-zoëa vervelt binnen een paar minuten tot het zoëa I-stadium. Na evenzoveel vervellingen volgen er dan nog vier zoëa-stadia. Deze planktonvormen lijken totaal niet op het ouderdier. De larven zijn met het blote oog nauwelijks zichtbaar. Ze hebben een opvallend kopgedeelte met een omhoogstaande stekel. Na een volgende vervelling vindt de echte metamorfose plaats. In dit megalopastadium begint het kleintje pas op een krabbetje te lijken. Deze minikrabbetjes zijn in tegenstelling tot de planktonstadia al flink mobiel en kunnen op eigen kracht migreren. Zo gauw ze kunnen, zoeken ze het zoete water op. Het rugschild is dan nog geen 10 millimeter breed. Tijdens de trek stroomopwaarts vervellen deze krabbetjes regelmatig. Direct na een vervelling is het dier boterzacht, waardoor groei mogelijk wordt. Stroomopwaarts vindt men soms massa's vervellinghuidjes aan de oevers van de rivieren. Veertien dagen later vindt men dan, zo'n tien kilometer verder, weer van die huidjes. Deze rugschilden zijn van individuen uit dezelfde populatie, maar nu zijn ze wel twee keer zo groot. Na drie jaar, waarin minimaal vijftien vervellingen hebben plaatsgevonden, zijn de eerste wolhandkrabben geslachtsrijp. De dieren verlaten dan kanalen, plassen en meren en zoeken massaal de rivieren op. In China schijnen met name de eieren van de wolhandkrab een delicatesse te zijn. Ook wordt er van de krabben een overheerlijke soep getrokken. Het gaat dan om volwassen dieren die gevangen worden tijdens de trek naar zee. Ze zijn dan nog 'zoet' daarom moet er in de pan extra zout bij. Tot menselijke consumptie komt het in ons land nog nauwelijks, maar daar schijnt, nu het zo slecht gaat met de paling, verandering in te komen. In 2003 was de aanvoer van wolhandkrab in Den Oever 11 ton met een waarde van 36.000 euro, een jaar later 22 ton goed voor 83.600 euro.